Staatssecretaris Raymond Knops van Binnenlandse Zaken verzekerde de Tweede Kamer vorige maand dat er geen twijfel over bestaat: de overheid zet vol in op open source, met de Corona Melder-app als eerste experiment. Het is een trend om miljoenen te investeren in de ontwikkeling van software om het daarna gratis weg te geven. Maar waarom? En moeten we volgen?
De geschiedenis van open source begon ooit met een irritatie. Het verhaal gaat dat Richard Stallman op een dag in 1980 aan het werk was op de universiteit MIT. Hij ergerde zich aan een nieuwe Xerox 9700 laserprinter die daar onlangs geïnstalleerd was. Richard en een paar collega’s hadden de software van de vorige printer zo aangepast dat hij mailtjes stuurde als een printopdracht klaar- of vastgelopen was en nu werd hem door Xerox toegang tot de broncode ontzegd.
Laat ik het verhaal verder kort samenvatten: Stallman noemt het feit dat veel software niet "open" is “een misdaad tegen de mensheid”, wordt op een dag wakker en denkt: “Neen. Ik zal mij verzetten tegen de macht van de grote bedrijven en daarom een eigen gratis versie van Unix ontwikkelen voor eenieder die het wil gebruiken, ongeachte de dikte van zijn of haar portemonnee. En wanneer ik heb gezegevierd zal ik een licentiemodel uitvinden dat open source zal zijn”.
Als hij al een heel eind op weg is begint in 1991 in Finland een student met de naam Linus Torvalds aan iets soortgelijks. De twee projecten worden samengevoegd en resulteren in Linux, de grootste triomf voor “vrije software”.
Maar dan krijgt het plot van dit verhaal een ironische twist. De tech-giganten in spé Amazon en Google beseffen dat het concept van gigantische datacenters "het 'm niet gaat worden" als ze daarvoor licenties moeten aftikken bij Microsoft of Oracle en zij adopteren het levenswerk van de vrijwilligers. Tegenwoordig wordt 90% van open source software ontwikkelt door de grote bedrijven die Stallman zo verfoeide.
Het is werkelijk onvoorstelbaar hoeveel waarde aan software tegenwoordig vrij beschikbaar is. Google kocht bijvoorbeeld voor $ 50 miljoen het Android-project, gaf het gratis weg aan iedereen die het wilde hebben en noemde het de beste investering ooit. Je zou verwachten dat Google zijn machinelearning techniek die in meer dan 50 producten zit verwerkt, geheim houdt in een bankkluis, alsof het het Coca-cola's recept is, maar nee, je kun het zo downloaden.
Inmiddels zit er nog een leuke kwinkslag in het verhaal. Microsoft-president Brad Smith zei vorig jaar dat het bedrijf aan het begin van deze eeuw met de strijd tegen open-source "aan de verkeerde kant van de geschiedenis stond". Dus toen Microsoft het met Internet Explorer niet meer kon winnen van Google’s Chrome stak uiteindelijk iemand schoorvoetend in een meeting zijn hand op en opperde: “Maar Chrome is toch open-source? Waarom zouden we het niet kopiëren en dan onze nieuwe browser noemen?” En zo geschiedde. Briljant bedacht, niet dan?
Maar het is niet alleen maar positief. De overheid stelt dat open source zal leiden tot veiligere software omdat iedereen mee kan kijken, maar het feit dat we allemaal softwarefouten kunnen vinden betekent ook dat ze sneller dan ooit misbruikt worden. Het is wat RiskSense "The Dark Reality of Open Source" noemt. Er wordt geschat dat 90% van alle software inmiddels open source onderdelen bevat. Net zo vlug als open source software "viraal gaat" (of in de woorden van CEO Steve Ballmer van Microsoft: “zich verspreid als kanker”), gaan ook kwetsbaarheden enorm snel de wereld over. Google stelde onlangs nog dat de kern van Linux, waarschijnlijk het grootste en oudste open-source project, simpelweg niet goed genoeg is. Er worden wekelijks 100 fouten gevonden en er zijn zeker 100 extra programmeurs nodig om ze op te lossen.
Per sé veiliger hoeft het dus niet te zijn, maar de overheid schrijft over hun ervaring met de ontwikkeling van de Corona Melder-app nog wat positiefs: "We kregen uit alle richtingen feedback, tips en opmerkingen. Dit heeft de kwaliteit goed gedaan". Dat is opmerkelijk want in mijn beleving zijn opmerkingen, tips en feedback wanneer ze letterlijk uit alle richtingen komen vooral goed voor de factuur. Van de softwareontwikkelaar wel te verstaan. Bovendien bewijst Apple keer op keer dat je een product minstens net zo goed in het geheim en volledig gesloten kunt ontwikkelen.
De vraag is nu of we in navolging van de overheid ook een “transitie” moet maken en ons intellectueel eigendom figuurlijk op straat moeten zetten? Wie durft te volgen? Het zou kunnen, waarom niet? Stel, een klant laat ons voor enkele duizenden euro's een urenregistratie maken dat gekoppeld is aan een ERP systeem; wat als we dat daarna gratis weggeven door het open source te maken? Dat voelt onnozel, maar je wordt er zelf niet armer van, op eenzelfde manier dat je er zelf niet slechter van werd toen iemand op school bij je afkeek. En mocht iemand het project oppikken omdat hij of zij óók een urenregistratie zoekt voor hetzelfde ERP-systeem en verbetering aanbrengt, dan word je er wél beter van. Simpel gezegd: als we er niet slechter van worden door het te delen, dan kunnen we er in feite alleen maar beter van worden.
Zo hebben wij jaren geleden de mobiele apps voor onze urenfacturatie Tickney open source gemaakt, maar denk niet dat iedereen erop zit te wachten. Je kunt de Corona Melder-app van onze overheid ook zo downloaden, aanpassen en verspreiden. Ga je gang, hij heeft 23 miljoen gekost om te bouwen. Maar ja, wat moet je ermee, hè?
Comments